Maarland Noordzijde 24

Dit huis werd gebouwd in het eerste kwart van de 17de eeuw. Het was vermoedelijk één van de panden in de stad die in handen waren van de beroemde admiraal Witte Corneliszoon de With. De With was ridder in de orde van Saint Michel: de gevelsteen met de leus ‘perfer et obdura' en de beeltenis van de aartsengel Michaël en satan zou hiernaar verwijzen. Het pand was lang in gebruik als voornaam woonhuis. Vanaf halverwege de 18de eeuw was het in handen van de bakker Jan van der Duijn. Het zou zo'n honderd jaar in gebruik blijven als broodbakkerij. 

Het huis heeft een renaissance trapgevel, voorzien van rechte strekken met gebeeldhouwde klauwstukken tussen de trappen en speklagen van zandsteen. In het huis bevindt zich een enkelvoudige balklaag met houten consoles. Het voorgedeelte is in een voor- en achterkamer gescheiden door een alkoof. In de voorkamer is tijdens de restauratie een bedsteewand uit Amsterdam aangebracht. In de achtergevel kwamen boven de ramen korfbogen tevoorschijn. Door deze vondst konden de vensters op de juiste plek worden terug gezet. 

Voor meer informatie zie Huizen in Nederland, deel III Zeeland en Zuid-Holland, pp. 382-385.