Het Wapen van Linschoten

De twee tegenover elkaar gelegen huizenblokken Dorpsstraat 28-30 en 32-34 (Rechthuis) vormen samen de bebouwing van het dorpsplein van Linschoten. Door de symmetrische aanleg heeft het pleintje, dat uitkomt op de brug over de Lange Linschoten, architectonische allure.
De historie van beide huizenblokken is verschillend. De Rechtkamer in het Rechthuis dateert uit 1585 maar staat op een voet van middeleeuws metselwerk. De Gelagkamer werd omstreeks 1650-1700 in oostelijke richting toegevoegd. 

Het tegenovergelegen blok met particuliere woonhuizen, dateert in zijn huidige vorm uit de eerste helft van de 18de eeuw. Bewust is gekozen voor een symmetrische aanleg in samenhang met de bebouwing aan de overzijde. Een nazaat van de Utrechtse sigarenfabrikant G. Ribbius Peletier legateerde beide huizenblokken aan het dorpsplein aan Vereniging Hendrick de Keyser.

Het blok Dorpsstraat 32-34 is evenwijdig aan de straat gelegen en heeft een schilddak met hoekschoorstenen. De eigenlijke Rechtkamer bevindt zich aan de rechterzijde. De ruimte is onderkelderd en voorzien van een waterstoep. Bij de restauratie van 1938 werd de gevel ontdaan van een 19de-eeuwse pleisterlaag en voorzien van schuifvensters met een ruitverdeling die is aangepast aan die van de woonhuizen aan de overzijde.

De Gelagkamer is één grote ruimte van 10 bij 6 meter met vensters in de voor- en zijgevel. Evenals in de Rechtkamer is er een balkenplafond. Tegen de korte zijde is een halfronde kachelnis met twee houten pilasters uit de eerste helft van de 19de eeuw. Boven de Gelagkamer is een lage verdieping die is verdeeld in een overloop met vier hotelkamers.

Voor meer informatie zie Huizen in Nederland, deel IV Utrecht, Noord-Brabant en de oostelijke provincies, pp. 420-426.