Icon search Icon Facebook Icon Instagram Icon Twitter Icon Play ANBI icon-checkbox Vriendenloterij Bijzondere-locaties Bijzondere-locaties Monument-en-Bed Monument-en-Bed Museumhuizen icon-huren-nav Museumhuizen Hendrickdekeyser Hendrickdekeyser icon-maps icon-left icon-right icon-close icon-phone-call icon-email icon-kamers icon-lijst icon-perceeloppervlak icon-plattegrond icon-woonoppervlak icon-checkmark icon-buitenruimte icon-cart icon-remove icon-quote icon-calendar icon-guests
Donkere Begijnhof 8, Haarlem
Donkere Begijnhof 8, Haarlem

Vml. gildehuis der Goudsmeden

Donkere Begijnhof 8, 2011 HG Haarlem, Noord-Holland

Bekijk op kaart
Jaar van verwerving
1992
Bouwjaar
1750
Donkere Begijnhof 8, Haarlem

In de 17de en 18de eeuw was hier het gildehuis van de goud- en zilversmeden gevestigd. Een ouder huis op deze plaats maakte in de middeleeuwen deel uit van het Begijnhof. Tot 1586 werd dit huis bewoond door een begijntje. Met de opheffing van het Begijnhof kwam het in bezit van de stad.

In 1626 werd het pand bestemd ‘tot accomoditeyt van de vinders van 't Goudsmitsgilde omme de keuren van haer zilver te proeven en te fineren'. Het kreeg toen zijn huidige gedaante: een puntgevel met vlechtingen en ontlastingsbogen van natuur- afgewisseld met baksteen boven de vensters. Uit deze tijd stamt ook de gevelsteen met de gouden beker. In de ‘keurkamer' van het huis werd vergaderd door de gildemeesters. Na de opheffing van de gilden in de Franse tijd kreeg het huis zijn functie als woonhuis terug. 

Donkere Begijnhof 8, Haarlem

Het huis heeft een begane grond en een verdieping. De voorzijde is onderkelderd en ligt een meter hoger. Hier was de grote zaal van de gildemeesters. De kelder was vanaf de straat toegankelijk en bevatte een kleine keuken met een waterkeldertje en een secreet, die waren ondergebracht in het pothuis. Omstreeks 1900 werd de toegangsdeur aan de Donkere Begijnsteeg aangebracht. Oorspronkelijk bevond deze zich aan de voorzijde.

Voor meer informatie zie Huizen in Nederland, deel I Friesland en Noord-Holland, pp. 186-188.