Bovenbeekstraat 21
6811 CV Arnhem, Gelderland
Bekijk op kaartDit voorname woonhuis is gelegen aan de rand van het centrum van Arnhem. Hier lag de 'Hof van Anholt', een groot adellijk complex met diverse opstallen, dat in 1736 in vervallen staat gekocht werd door de ondernemer Cornelis van der Hart en zijn zwager Roedolph Willem van Olden. Zij vestigden er een grote zeepziederij. Twintig jaar later liet Cornelis van der Hart ook een nieuw woonhuis bouwen op het terrein. Na zijn overlijden werd het grote huis bewoond door zijn dochter en haar echtgenote Jan Hendrik Cremer.
Van 1844 tot 1920 was in het pand het Arnhemse Burgerweeshuis gevestigd. De pronkkamers kregen andere functies: regentenkamer, kamer van de secretaris-rentmeester, kamer van de binnenvader en binnenmoeder en naaiatelier.
Na 1920 werd het gebouw gebruikt als kantoor en magazijn en in de jaren zestig werd het een speculatieobject. Uiteindelijk werd het huis in 1989 in sterk verwaarloosde staat gekocht door de gemeente en overgedragen aan Vereniging Hendrick de Keyser. In 1994-1995 volgde een grote restauratie . Hierbij werd veel aandacht besteed aan de historische kleurstelling van het interieur. Van 1996 tot 2012 is het huis, als Historisch Museum, voor het publiek opengesteld geweest. Momenteel wordt het gebruikt door de gemeente Arnhem.
Het voorname huis heeft een brede lijstgevel met gebeeldhouwde middenpartij, consoles en voordeur in Rococo (Lodewijk XV)-stijl. In de omlijsting van de middenvensters zijn verwijzingen naar de vier seizoenen opgenomen. Het huis had een huishoudelijk onderhuis, een bel-etage met voorname vertrekken, een eerste verdieping en een kapverdieping met hijsrad. Achter het huis lag een grote tuin.
De bel-etage heeft een brede middengang met sierlijk Rococo stucwerk en een monumentaal trappenhuis.
Tijdens de restauratie werd in de voormalige eetkamer een 18de-eeuwse servieskast ontdekt met fonteintje en consoles. De achterwand van deze pronkkast is teruggebracht in de oorspronkelijke staat met felle kleuren groen en bruin. In de verf waren glasscherfjes aangebracht. Bij kaarslicht moet dit een sprookjesachtig effect hebben gehad.
De rechtervoorkamer op de begane grond was het pronkvertrek van Cornelis van der Hart en later de regentenkamer van het Burgerweeshuis. De wanden van dit vertrek zijn bespannen met 18de-eeuwse geschilderde behangsels met voorstellingen uit het leven van Alexander de Grote. De behangsels zijn gebaseerd op 17de-eeuwse schilderijen die de Franse hofdecorateur Charles Le Brun maakte voor koning Lodewijk XIV en die in heel Europa nagevolgd werden. Op het met stucwerk versierde plafond is Minerva afgebeeld die welwillend toeziet op de handelsactiviteiten van Cornelis van der Hart.
Voor meer informatie zie Huizen in Nederland, deel IV Utrecht, Noord-Brabant en de oostelijke provincies, pp. 335-341. Zie ook Jaarverslag Vereniging Hendrick de Keyser 76 (1994), pp. 23-59