Overburgh

Dit belangrijke huis heeft een geschiedenis die teruggaat tot de late middeleeuwen. Omstreeks 1465 werd het linkerdeel, waarschijnlijk voor de deken van het kapittel, gebouwd. Dit huis werd in het begin van de 16de eeuw naar rechts toe werd uitgebreid tot een groot bouwlichaam van 22 meter lang en 5 meter breed. Het was voorzien van een lage verdieping met een doorlopend schilddak. Beide delen bezitten nog steeds oude balklagen van moer- en kinderbinten op houten consoles met peerkraalmotieven. 
Door de stormramp in 1911 en een brand in 1932 is helaas veel bouwhistorische informatie verloren gegaan. Desondanks is uit sporen in het metselwerk op te maken dat het oudste deel van het huis was voorzien van een dwars zadeldak tussen trapgevels. Aan de voorzijde was een afhang van het dak waaronder de keuken was geplaatst boven een gewelfde kelder. Het voorhuis was verdeeld in een woonkamer en een kamer met stookplaats.

Uit het haardstederegister van 1667 blijkt dat er in die tijd sloopwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Het huis was toen eigendom van de familie Clotterbroke die het verhuurde. De verkleining van het oude huis leidde tot een gebruik als boerenhoeve in de volgende eeuwen. De rechtervleugel was als agrarisch bedrijf ingericht met een hooitas, een zaadzolder, stallen en bergplaatsen.
In 1919 werd het oude pand gekocht door de Rotterdamse cargadoor J. van Hoey Smith, die het in 1921 liet verbouwen tot buitenverblijf.  In de jaren dertig van de 20ste eeuw werd het pand getroffen door een grote brand. Nadien is het in gebruik geweest als jeugdherberg en verzorgingshuis voor kinderen van politieke delinquenten. Bij een restauratie in 1978 werd het weer verbouwd tot woonhuis.

Voor meer informatie zie Huizen in Nederland, deel III Zeeland en Zuid-Holland, pp. 393-398.