Icon search Icon Facebook Icon Instagram Icon Twitter Icon LinkedIn Icon Play ANBI icon-checkbox Vriendenloterij Bijzondere-locaties Bijzondere-locaties Monument-en-Bed Monument-en-Bed Museumhuizen icon-huren-nav Museumhuizen Hendrickdekeyser Hendrickdekeyser icon-maps icon-left icon-right icon-close icon-phone-call icon-email icon-kamers icon-lijst icon-perceeloppervlak icon-plattegrond icon-woonoppervlak icon-checkmark icon-buitenruimte icon-cart icon-remove icon-quote icon-calendar icon-guests

Ambachtslieden

Vakmanschap is kenmerkend voor de historische architectuur in het bezit van de Vereniging. Een overzicht van enkele ambachten die in het verleden bij de bouw betrokken waren.

Maassluis - Hoogstraat 11 Gemeenlandshuis

Timmerlieden

Huizen werden in de Nederlanden tot ver in de renaissance in hout opgetrokken en afgewerkt. Ook toen baksteen al lange tijd toegepast werd, hadden de huizen houtskeletten met houten puien, stijlen, moer- en kinderbalken, houten vloeren, kozijnen en kapconstructies. Hout was dan ook lange tijd het belangrijkste bouwmateriaal en het woord timmeren omvatte in de middeleeuwen alle bouwactiviteiten. 

Eiken-, grenen- en vurenhout werd door houtkopers ingevoerd uit Duitsland, de Ardennen, Scandinavië en de landen aan de Oostzee. De aanvoer naar marktplaatsen als Dordrecht, Deventer, Amsterdam en later naar de houtmolens in de Zaanstreek, geschiedde over het water per vlot of schip. In deze plaatsen werd het hout door houtzagers of balksnijders bewerkt van boomstam tot timmerhout en doorgeleverd aan huistimmerlieden, scheepstimmerlieden, schrijnwerkers en meubelmakers. Deze ambachtslieden hadden vastgelegde specialisaties en waren georganiseerd in de gilden. 

Timmerlieden maakten bij hun werk gebruik van een groot aantal instrumenten, als zagen, bijlen, hamers, beitels, dissels, schaven, boren, winkelhaken, passers en schietlood. De huistimmerlieden maakten onderdelen van omvangrijke gebouwconstructies, zoals balkconstructies en kappen, soms op grote afstand van hun bouwopdracht gereed. Deze constructies werden uit elkaar genomen en als een bouwpakket ter plaatse gemonteerd.

De vele onderdelen moesten daarom worden gemerkt. In oude kappen van huizen in het bezit van de Vereniging worden dan ook vaak ‘telmerken' aangetroffen. Deze werden door de meester timmerlieden in het hout gekrast of gegutst om de onderdelen die bij elkaar hoorden te herkennen. 

Hoorn - Kerkplein 39 Boterhal

Metselaars en opperlieden

De meester metselaar hield zich met zijn ‘oppermans' en mortelmakers bezig met het metselen van baksteen en soms van natuurstenen onderdelen en ornamenten. De grote metselaarsbazen traden ook op als aannemers. De Romeinen bouwden al in baksteen, maar deze kennis ging in ons land verloren. Vanaf de 12de eeuw wordt baksteen inheems toegepast, het eerst bij kloosters, kerken, openbare gebouwen en kastelen en vanaf de late middeleeuwen en renaissance ook bij belangrijke woonhuizen. 

Bakstenen werden oorspronkelijk in veldovens in kleirijke gebieden langs de rivieren gebakken. In de 19de eeuw ontstonden de grote steenfabrieken, waar machinaal baksteen werd vervaardigd. 
De maat en kleur van de bakstenen kan sterk variëren, van grote rode kloostermoppen tot kleine gele ijsselsteentjes. 

n de loop van de tijd werden bakstenen op verschillende wijzen door de metselaars gemetseld en gerangschikt, zowel om een hecht verband te garanderen als om de muur een mooi aanzien te geven. 
Het metselverband, de gekozen hoekoplossingen, de lagenmaat (de dikte van stenen en voegen) en de afwerking van de voeg zijn goede aanwijzingen voor het dateren van een gebouw of muur. 

Het belangrijkste instrument van de metselaar is de troffel om mortel te mengen, te scheppen en uit te strijken. Het houten handvat van de troffel wordt gebruikt om de stenen aan te kloppen. Naast troffel zijn voegspijker of dagge, schietlood en waterpas onontbeerlijk voor de metselaar. Met de dagge, een ijzeren instrument, konden voegen gemaakt en afgewerkt worden. 

Amsterdam - Herengracht 170 Huis Bartolotti

De oppermans en de mortelmakers waren op de bouwplaats verantwoordelijk voor het maken van de metselspecie, op basis van kalk, water, zand en andere toeslagmaterialen, en het aandragen in manden van bakstenen en gereedschappen. 

Oud metsel- en voegwerk, met name uit de 17de en 18de eeuw, wordt gekenmerkt door groot vakmanschap. In de loop der tijd werd het voegwerk steeds strakker en scherper en in bestekken werd het zorgvuldig voegen vaak speciaal vermeld. In de 18de eeuw ontstond zelfs het aparte beroep van de voeger. De Vereniging bezit fraaie staaltjes van oud voegwerk.